Bioveiligheid; geen last, maar een kans

Bioveiligheid op en rond veehouderijen moet niet per definitie als een last worden gezien. Want de maatregelen om de introductie en verspreiding van ziektekiemen te voorkomen, kunnen voor veehouders juist kostenbesparend werken. Dat stellen drie afzonderlijke experts op dit gebied. Bioveiligheid verkleint immers niet alleen de kans op ziekte-uitbraken. Het helpt ook de technische resultaten van een veestapel te verbeteren, de levensduur van afzonderlijke dieren te verlengen, antibioticagebruik te reduceren en het aantal ingrepen te verminderen.

Leestijd blog6 minuten publicatiedatum artikel 20 januari 2021

Interne en externe bioveiligheid aanscherpen is ook een kans om het consumentenvertrouwen te vergroten. En dat laatste biedt extra perspectief. “Consumenten hechten steeds meer waarde aan voedselveilige producten en een duurzaam ingericht productieproces”, stelt Joost van den Borne, R&D-manager van MS Schippers en lector Healthy Farming aan HAS Hogeschool in Den Bosch. “Transparantie in de keten en je verantwoordelijkheid nemen op het boerenbedrijf zijn cruciaal. Goede bioveiligheid draagt bij aan de vermindering van antibioticagebruik, het beheersen van ziekten die van dier op mens overgedragen kunnen worden en verbetering van het dierenwelzijn. Hiermee is het een belangrijk onderdeel van duurzame dierlijke productie. Zijn jouw dieren gezond, werk je schoon en zit er goede regie op de productieketen, dan kun je de producten zelfs onderscheidend in de markt zetten.”

Waar doen we het voor?
Even terug naar de basis. Want die bioveiligheid; waar doen we het allemaal voor? Dierenwelzijn? Consumentenwelzijn? Voor de gezondheid van de veehouder zelf? Voor omwonenden? “Je kunt het effect van goede bioveiligheid heel breed waarnemen”, zo laat Merel Postma, expert varkenshouderij en academisch consulent aan de Universiteit Gent weten. “Minder kiemen in en rond je bedrijf betekent minder snel zieke dieren en productieverlies. Maar ook de noodzaak tot behandeling met antibiotica wordt minder groot. Op die manier werk je uiteindelijk ook aan de volksgezondheid.”

Haar onderzoeken in diverse EU-landen toonden aan dat aangescherpte bioveiligheid in varkenshouderijen tot een sterke antibioticareductie kan leiden. Een afname van 52% in Vlaamse bedrijven, bijvoorbeeld. “Aan de ene kant heb je dus extra kosten. Want alleen al handen wassen kost tijd en geld, en er moeten materialen aangeschaft worden. Aan de andere kant ben je financieel goedkoper uit vanwege de verminderde toediening van antibiotica. In combinatie met de betere productieresultaten leidt dat tot een positief economisch resultaat, zo hebben we becijferd.”

Betere technische resultaten
Van den Borne vult aan: “Uit verschillende studies komen ook sterke aanwijzingen naar voren dat een betere sanitaire status in bedrijven tot minder ongewenst gedrag leidt. Bij varkens minder oor-, staart- en flankbijten bijvoorbeeld. Door extra aandacht voor bioveiligheid, kunnen bepaalde ingrepen mogelijk achterwege worden gelaten.” Hij noemt het voorbeeld van het couperen van varkensstaarten. “Goed voor het dierenwelzijn, maar ook voor de bedrijfseconomische resultaten. Want het scheelt wederom tijd en geld.”

Hij wijst ook op andere economische voordelen. “Wat wij zien is dat bedrijven met betere bioveiligheid bijvoorbeeld minder voer nodig hebben om hun dieren te laten groeien. Minder nutriënten ook. En neem nou melkkoeien. Die gaan gemiddeld 3,5 lactaties mee en moeten dus vaak al afgevoerd worden voordat ze op hun hoogtepunt qua melkproductie zijn geweest. Door hoogwaardige bioveiligheid neemt het aantal aandoeningen af. Aan de klauwen en uiers bijvoorbeeld. Ook vruchtbaarheidsproblemen kunnen – direct of indirect – door suboptimale hygiëne veroorzaakt worden.”

Verschillen in aanpak van bioveiligheid
Van den Borne ziet veel verschillen in aanpak. Tussen individuele bedrijven, maar ook qua afstemming tussen schakels in de keten. “Al heb je jouw zaken nóg zo goed op orde, als een toeleverancier van dieren of broedeieren bijvoorbeeld achterblijft, heeft dat mogelijk ook op jouw onderneming effect.” Volgens de onderzoeker zijn de regels rond hygiëne daarnaast ook te algemeen. “Er worden veel verschillende zaken benoemd, maar die worden niet altijd geconcretiseerd. Er is veel ruimte voor interpretatie. Het recht op schoon drinkwater bijvoorbeeld. Wat is schoon drinkwater? En waar meet je dat? De metingen worden vaak bij de bron gedaan, niet op de plek waar het dier drinkt. Zo kun je op papier wel aan de eisen voldoen, maar ondertussen helemaal niet zo fantastisch bezig zijn.”

Zijn advies: maak eerst een goede blauwdruk van je eigen bedrijf, waarin je alle bioveiligheidsrisico’s benoemt. Bepaal daarna hoe je je bedrijf gaat organiseren. Zo wordt het geen kwestie van afvinken, maar echt bedrijfsmanagement. “En gebruik ook je boerenverstand. Investeren in bioveiligheid rendeert bijna altijd, maar kan bij de verkeerde aanpak natuurlijk ook geld kósten. Als je te veel op één paard wedt, bijvoorbeeld. Dan kun je nog zo geavanceerd bezig zijn; als de basis niet in orde is, dan is die goede investering snel tenietgedaan. Dit geldt niet alleen voor producten en protocollen, maar zeker ook voor de toepassing ervan in de praktijk. Onder meer de mindset en motivatie van personeel spelen een belangrijke rol.”

Alles onder één dak
De R&D-manager en lector pleit ook voor aandacht voor bioveiligheid in productieketens, zoals in integraties in China, Spanje en Amerika het geval is. Daar gebeurt alles onder één dak. Van de productie van het voer en het houden van dieren tot aan de slacht en de verwerking van dierlijke producten. “Zo krijg je meer regie. Nu kan een boer wel vooroplopen, maar dat betaalt zich vaak in een van de volgende schakels in de keten uit. Door organisatie krijg je kritische massa en slagkracht. En er kunnen personen aangesteld worden die zich volledig op bioveiligheid richten; op trainingen, coaching, enzovoort. Dan wordt het makkelijker om infecties te voorkomen en daar gezamenlijk de vruchten van te plukken. Dus ik zou zeggen: doe het als geheel!”

Iemand die zich ook op dagelijkse basis met de veesector bezighoudt, is Jenelle Hamblin, manager varkensgezondheid bij Manitoba Pork. De organisatie vertegenwoordigt ruim 600 varkenshouderijen uit de gelijknamige Canadese provincie. Momenteel werkt ze met veehouders, veeartsen en andere specialisten aan een voorstel voor een aangepaste nationale norm voor bioveiligheid in de varkenssector. “De mogelijke bioveiligheidsmaatregelen zijn natuurlijk sterk afhankelijk van het soort veehouderij, het aantal mensen dat er rondloopt en de dagelijkse activiteiten. We proberen concrete ideeën te geven, zodat er een compleet document ontstaat dat binnen veel verschillende typen boerderijen bruikbaar is. Het bestaande document uit 2010 moet geüpdatet worden, en goede maatregelen zijn essentieel.”

Risico’s blijven, vermindering mogelijk
Ook Hamblin onderschrijft de kosteneffectiviteit van goede bioveiligheid. “Sommige maatregelen kosten meer dan andere. Maar het implementeren ervan weegt niet alleen tegen die kosten op, het leidt zelfs tot een betere algehele productie. Daarnaast is het mooie van bioveiligheid dat je makkelijk extremere maatregelen inzet wanneer de ziektedreiging toeneemt. En daarna bouw je ze ook weer af. Zo kun je op basis van je behoeften en het risiconiveau flexibel met je kosten omgaan.”

De expert ziet binnen haar netwerk veel veehouders die bioveiligheid erg serieus nemen. “Ze houden te allen tijde de risico’s voor hun bedrijf in het oog. Sommigen laten na een vakantie in het buitenland al hun kleding daar achter als dat land ziektes kent die we bij ons in Canada niet hebben. Zelfs hun schoenen. Anderen doen niet aan carpoolen, of komen nooit met andere boeren samen. Het ligt natuurlijk aan de risico’s op dat moment. Maar het illustreert wel hoezeer het leeft.”

Hamblin: “Laten we niet vergeten; er zullen altijd risico’s zijn. We kunnen niet 100% steriel leven en werken. En dan zijn er altijd nog externe factoren. De Canadese wind over het gedeeltelijk erg platte Manitoba, bijvoorbeeld. En ook zondag een beetje rondrijden in de buurt is hier een vrij gebruikelijk verschijnsel. Zo komen mensen soms − met de beste bedoelingen − op één dag op het terrein van verschillende boeren terecht. Dat kan problematisch zijn. Ook daarom is innovatie zo belangrijk. Een collega doet momenteel onderzoek naar slagbomen bij de ingang van het boerenerf. Die moeten laten zien dat alleen noodzakelijke landbouwvoertuigen toegang hebben. We hopen de risico’s van buitenaf op die manier verder te verkleinen.”

Bioveiligheid in de toekomst
Het belang van bioveiligheid lijkt alleen maar groter te worden. Postma: “Bepaalde pathogenen kunnen door global warming bijvoorbeeld opeens dichter bij huis overleven. We moeten dan ook voorbereid zijn, up-to-date blijven en de puntjes op de i zetten. Of het nu gaat om looplijnen of de hond die toch nog vaak mee de stal in gaat, we moeten de risico’s verminderen. En dat kunnen we ook. Weet wat er speelt op je bedrijf. Welke kiemen er normaal gesproken aanwezig zijn. Door bloedonderzoek of neusswabs bijvoorbeeld. Zo ken je jouw bedrijfshistorie en signaleer je abnormalen op tijd.” En zie dat niet als een last. Maar als een investering in de gezondheid van je dieren en onderneming.